Allereerst detecteren aspiratiemelders rook of temperatuursverschillen. De detectiesystemen zijn gekoppeld aan een brandbluscentrale, die de sirenes aanstuurt. Eventuele aanwezige mensen ontvangen een waarschuwing via een elektronisch (30 sec.) en pneumatisch alarm (eveneens 30 sec.).
Dit systeem biedt als voordeel dat het een beginnende brand snel detecteert door continu lucht uit het compartiment af te zuigen en te analyseren met lasertechniek. Dit geeft de klant zekerheid dat een beginnende brand snel kan worden opgespoord en geblust om eventuele nevenschade te voorkomen.
Tijdens de blussing meten sensoren de onder- en overdruk, de temperatuur en de CO2-concentratie. De ruimte moet bouwkundig gasdicht zijn ten opzichte van de aangrenzende ruimtes. Daarom vindt er een test plaats om te controleren of de ruimte voldoende luchtdicht is om het blusgas 10 minuten vast te houden. Zodra de blussing start, ontstaat er in de ruimte een overdruk. Het zuurstofgehalte daalt tot een niveau waarop materialen niet meer kunnen branden of herontsteken. Overdrukluiken op het dak neutraliseren uiteindelijk de druk.